2 MEI 1923. De artikelen 9 en 10 worden vervolgens zonder eenige bedenking ongewijzigd vastgesteld. Ten aanzien van artikel 11 merkt de heer HORNIX op, dat het beter zou zijn, het pensioen niet bij vooruitbetaling te verleenen. Spreker vraagt of dit tot geen moeilijkheden zal leiden, wanneer een gewezen wethouder opnieuw die functie gaat bekleeden. De heer CERUTTI verklaart, dat deze wijze van betaling vooral is gekozen om bij sterfgevallen niet met de acte van erfrecht te maken te hebben. Zonder verdere opmerkingen worden alsnu de artikelen 11 tot en met 16 ongewijzigd vastgesteld. De geheele ontwerp-verordening, thans in stem- ming gebracht, wordt aangenomen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemden mevrouw N e v e-R e i n t j e s en de heeren Haaiman, B o g m a n s, L o o m a n s, Kluft, Moll, L ij d s m a n, Van Zweden, M e ij v i s, Cohen en Schrauwen. Tegen waren de heeren C e r u 11 i, H o r n i x, Van Dijk, Feber, Korteweg, Kooperberg en Oost vogels. 2. Besluit van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant dd. 14 Maart 1923, G. n°. 263, houdende goedkeuring der gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1923. 3. Besluiten van de Gedeputeerde Staten voornoemd als a. in dato 21 Maart 1923, G. n°. 72, houdende goed keuring van het raadsbesluit van 29 Januari j.l. tot onderhandsche verhuring van een perceel bouwland onder Princenhage\

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 154