29 JANUARI 1923. Raadsvergadering aan de orde zal worden gesteld, ter be slissing of de steun al dan niet voortgezet dient te worden. Het College hoopt tegen dien tijd een voorstel gereed te hebben en wellicht heeft dan den heer F e b e r zijn plan nader uitgewerkt. Dan kan de zaak in haar geheel behan deld worden. De heer MEIJVIS zou toch gaarne eenige vragen stellen naar aanleiding van het plan van den heer F e b e r. De heer FEBER verklaart nog geen omlijnd plan te hebben. Zonder verdere opmerkingen worden deze be schouwingen alsnu voor kennisgeving aangenomen. 12. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij ter benoeming van een tweeden scheikundige voor den Waren- keuringsdienst voordragende i°. Mej. A. E. M. Bosch, scheikundig-ingenieur, te s-Gravenhage 2°. K. J. Hondius, scheikundig-ingenieur, te Voorburg; 30. J. Teppema, doctor in de scheikunde, te 's-Gra venhage. De heer KORTEWEG vraagt, of het in deze tijden, nu zoovele manlijke ingenieurs zonder betrekking rondloopen, wel aanbeveling verdient om een vrouwelijke ingenieur te benoemen. De vrouw hoort naar spr.'s meening in de huis houding en de man in de maatschappij. De VOORZITTER zegt, dat elke voordracht samenhangt met de geschiktheid van de sollicitanten. Het is dan ook niet gebruikelijk bij een benoeming in het openbaar te spreken zooals de heer Korte weg thans doet, omdat anderen er toe geleid moeten worden, de geschiktheid in het debat te brengen. Mevrouw NEVE-REINTJES kan zich met de meening van den heer Korte weg niet vereenigen. Spr. wenscht, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 15