2 MEI 1923. „het verleenen der subsidie van dit verhaal afhankelijk „wordt gesteld, is aan de gemeente geen keuze overgelaten „en zal zij gedwongen zijn hiertoe over te gaan. „Het verhaal op de Rijksambtenaren, w.o. voornoemde „leeraren vallen, is geregeld bij K.B. van 28 November 1922 „S. No. 638, waarvan een exemplaar hierbij gaat. De over- „gelegde ontwerp-verordening sluit hierbij geheel aan door „in artikel 1 genoemd K.B. van toepassing te verklaren op „de leeraren (rector) en beambten van het gemeentelijk „gymnasium. Artikel 3 van genoemd K.B. kan evenwel niet „zonder meer worden toegepast, aangezien dit voor de „leeraren enz. die reeds vóór 1 Januari 1921 aan het gym nasium verbonden waren een zeer onbillijke regeling in „het leven zou roepen. „Meergemeld artikel 3 toch houdt rekening met het feit „dat o.m. de rijksleeraren met ingang van 1 Januari 1920 „premievrij pensioen hebben genoten. In afwijking van „deze is het premievrij pensioen voor de leeraren enz. van „het gymnasium pas ingegaan den 1 Januari 1921. Past „men derhalve artikel 3 voornoemd zonder meer toe, dan „zou geen rekening worden gehouden met het feit, dat „laatstgenoemde leeraren ook over het jaar 1920 pensioens bijdragen hebben betaald, die waar het afloopende bijdragen „betreft, in mindering dienen te komen op de thans door „deze functionarissen te betalen premies. Om die reden is „in artikel 2 van meergenoemde ontwerp-verordening ten „aanzien der leeraren enz., wier premievrij pensioen pas „1 Januari 1921 is ingegaan, bepaald, dat in artikel 3 van „voormeld K. B. in plaats van 1916, 1917, 1918, 1919 en „1920 dient te worden gelezen respectievelijk 1917, 1918, 1919, 1920 en 1921. „De onderwerpelijke verordening moet na vaststelling door „Uwen Raad worden onderworpen aan de goedkeuring van „den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. „Deze deelde ons, daarnaar gevraagd, mede dat hij tegen „de ontworpen verordening geen bezwaar had.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 165