2 MEI 1923.
167
,,te gaan tot de vaststelling van de hierbij in ontwerp ge
noegde verordeningen
a. ,,tot regeling van het verhaal van pensioensbijdragen
„krachtens artikel 36 der Pensioenwet 1922 op de
„leeraren (rector, directeur) en beambten van het g5rm-
„nasium, de ambachtsschool, de avondschool voor
„ambachtslieden, de handelsavondschool en het
„onderwijzend personeel van openbare lagere scholen
„in deze gemeente, waarvoor door de gemeente de
„bijdrage bedoeld in artikel 36 der Pensioenwet 1922
„verschuldigd is
b. „tot wijziging van de verordening tot regeling van de
„jaarwedden van rector, leeraren en amanuensis van
„het gymnasium te Breda (Gemeenteblad No. 326)."
De heer HORNIX zegt, dat voorzichtigheid op dit punt
geboden is. Het personeel van de ambachtsschool en avond
school voor ambachtslieden wordt hierbij gelijk gesteld
met het personeel verbonden aan het gymnasium en de
openbare lagere scholen. Hierdoor loopt men gevaar, te denken,
dat eerstgenoemd personeel tot de rijksambtenaren behoort,
terwijl zij eenige jaren geleden ten opzichte van de terug
betaling der gestorte pensioensbijdragen juist als gemeente
ambtenaren zijn beschouwd, tengevolge waarvan zij van
bedoelde terugbetaling verstoken bleven.
Spr. geeft daarom in overweging den directeur, leeraren en
beambten van de twee genoemde onderwijsinrichtingen uit
dit voorstel te lichten en aangaande hen een nader prae-
advies te doen uitbrengen. Spr. heeft vernomen, dat de
leeraren een adres aan den Raad zullen richten. Spr. acht
het wel billijk, dat zij een bijdrage betalen, doch men moet
hen nu niet als Rijksambtenaren beschouwen, wanneer zulks
ook niet geschiedde toen het ging om terugbetaling der
bijdragen.
De heer HAALMAN wenscht over dit punt een en ander
op te merken, al heeft spr. ook zonder eenige verwachting