168
2 MEI 1923.
van dit voorstel, een uitvloeisel van een circulaire van den
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, kennis
genomen.
Spr. wil al dadelijk erkennen, dat het College van Burge
meester en Wethouders niet anders heeft kunnen handelen
dan om dit voorstel den Raad aan te bieden en bereids
uitvoering daaraan te geven. Immers, de vorige week heeft
bij de uitbetaling der salarissen de pensioenaftrek reeds plaats
gevonden. Dit alles neemt echter niet weg, dat deze aange
legenheid spr. aanleiding geeft om op te merken, dat men
hier wederom te doen heeft met een nieuwen aanslag op de
autonomie der gemeente. Zijn de leeraren van gymnasium
en ambachtsschool, gemeenteambtenaren, rijksambtenaren of
een soort van amphibieën, die half gemeente- en half rijks
ambtenaren zijn Het antwoord hierop is volgens spr. zeer
eenvoudig. De gemeente benoemt, schorst en ontslaat deze
ambtenaren, regelt en betaalt hunne salarissen, zij het dan
ook, dat de Minister soms een leidraad daartoe geeft. Voorts
stelt de gemeente hun ambtsinstructie vast en regelt hunne
rechtspositie. Zij zijn dus zonder twijfel gemeente-ambtenaren
en alleen de Raad heeft de beslissing of zij al dan niet een
bijdrage voor pensioen hebben te betalen. Thans ziet men
echter, dat, terwijl de gemeente premievrij pensioen heeft
ingevoerd, de Minister den eisch stelt, dat zij op de hierbe-
doelde ambtenaren een bepaald percentage als premie voor
het pensioen verhaalt. Deze eisch gaat vergezeld door de
mededeeling, dat het Rijk, indien deze premie niet wordt
verhaald, zijn subsidie van 7o0/0 der netto onkosten niet
meer zal verleenen. Spr. acht dit een staaltje van de ergste
soort van machtsmisbruik. Wie zal zich hierover echter ver
wonderen, indien men zich in herinnering brengt het ingrijpen
der regeering inzake den aftrek voor noodzakelijk levensonder
houd en in de schoolgeldregelingen en indien men nagaat
hoe nog dagelijks aan de gemeente verplichtingen worden
opgelegd, wanneer zij bij de regeering aanklopt om steun bij
de werkverschaffing. Merkt men tenslotte nog op, dat de