2 MEI 1923. 169 gemeenschap zoo verpolitiekt is, dat een Tweede Kamer der Staten-Generaal aan een dergelijke aanranding van de eerste beginselen onzer Gemeentewet haar sanctie verleent, zonder dat zelfs zij, die zich liberalen noemen, zich daar tegen verzetten, welnu, dan moge Thorbecke zich wel licht in zijn graf omkeeren, doch het tegenwoordige geslacht zal zich daarover niet meer verwonderen. In dit verband haalt spr. een hoofdartikel aan uit de Gemeentestem van 24 Maart j.lgetiteld de autonomie der gemeente. Spreker sluit zich volkomen aan bij dit stuk. Spr. wijst voorts op het verschil van thans met nog geen twee jaren geleden, toen hij de eer en het genoegen had om met succes den toenmaligen leidraad van den Minister in den Raad te ver dedigen, waarbij de Minister verzocht om den leeraren van de ambachtsschool hun verhoogd salaris een jaar langer toe te kennen, dan het College meende te moeten voorstellen. Thans zal men echter niets anders kunnen doen dan te berusten bij den eisch van den Minister. Bij de gedachte, hoe het eertijds zoo schoone Jerusalem der gemeentelijke autonomie door Nebukadnezar, Ruys de Beerenbrouck, en zijne veldoversten zoo wreedaardig is verwoest, komen spreker in herinnering de schoone Bijbelwoorden, welke door het Bredasche Mannenkoor zoo dikwijls en zoo schoon gezongen zijn op de heerlijke muziek van Brandts-Buys in zijn „super flumina" Aan de stroomen van Babyion zit ten wij en weenen wij hebben onze harp aan de wilgen gehangen, doch nimmer zullen wij U vergeten, o Jerusalem. De VOORZITTER wenscht het volgende op te merken. Van splitsing, als door den heer H o r n i x wordt verlangd, kan geen sprake zijn. Het personeel van het gymnasium behoort ook tot de gemeente-ambtenaren en beambten. Ook in verband met de antecedenten acht spr. voor een dergelijke scheiding geenerlei termen aanwezig. Zooals de heer Haaiman reeds heeft gezegd, kan de gemeente aan dezen van hooger- hand opgelegden dwang niet ontkomen. Over de beperking

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 169