2 MEI 1923.
39. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het
adres van het Uitvoerend Comité voor het organiseeren van
een bestendig festival, om toekenning van een aanvullings
subsidie, en waarin wordt voorgesteld om op dit adres afwij
zend te beschikken.
De heer HORNIX wenscht hiertegenover het voorstel te
doen om dit aanvullingssubsidie ad f 479.80 wel te verleenen.
Spr. brengt in herinnering, dat het denkbeeld van een permanent
festival vaak geopperd is. De muziekcommissie meende zich
hier voor te moeten spannen en pleegde overleg met den
Burgemeester, die zeidebenoemen jullie maar een com
missie. Het festival is vervolgens gehouden niet ten pleiziere
van de commissie, doch met het oogmerk daarmede voor
deel te brengen aan de burgerij van Breda. Tenslotte blijkt,
dat de uitgaven de inkomsten hebben overschreden. Er zijn
bij het organiseeren van zoo'n feest, dingen, die men ziet en
dingen, die men niet ziet. Wat men niet ziet, is de moeite,
de ijver en het drukke werk, die geleverd moeten worden
voor het welslagen. Die stemmen tot erkentelijkheid van
den kant der gemeente. Deze woorden van den Burgemeester
slaan ook op dit festival. Wat men gezien heeft, dat zijn
de duizend vreemdelingen, die het feest hierheen gebracht
heeft. Het duidt toch niet op erkentelijkheid, om thans,
naast de gegeven moeite, tijd en werkkracht, de commissie
bovendien nog de kosten te laten dragen. Naar spr.'s mee
ning is het dan ook de moreele plicht van de gemeente om
de onkosten te dragen. Voor de onthullingsfeesten, welke
twee dagen duurden, werd f 10,000.uit de gemeentekas
gevoteerd, voor een festival van één dag f 500,en voor
een uitvoering van de Bredasche Orchestvereeniging op één
avond f 300.Daartegenover stelt spr. dit permanent fes
tival, dat zich over zeven dagen heeft uitgestrekt. Hiervoor
werd f tooo.— gevraagd, doch slechts f 500.verleend.
De commissie had de uitgaven kunnen verminderen, door
een gedeelte der prijzen niet uit te reiken dit kon echter