2 MEI 1923.
191
van zuigelingen voor Breda en omstreken, om dit jaar wederom
in aanmerking te komen voor toekenning van subsidie.
In dit prae-advies wordt medegedeeld, dat bij besluit van
24 April 1922 is bepaald, dat aan de beide hier ter stede
gevestigde vereenigingen onder de daarbij gestelde voor
waarden over 1922 en volgende jaren een subsidie uit de
gemeentekas zal worden verstrekt ten bedrage van 150
van hetgeen door die vereenigingen over elk jaar aan contri-
butiën is ontvangen, echter met dien verstande, dat de
subsidie nooit meer zal bedragen dan f 1500.per jaar.
Zoolang dit besluit niet is ingetrokken en de vereenigingen
aan de gestelde voorwaarden voldoen, kan haar de subsidie
worden uitgekeerd.
Burgemeester en Wethouders geven derhalve in overweging,
het adres met bijlagen in hunne handen te stellen ter
afdoening.
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten.
41. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot ver
lenging der wachtgeldregeling met negen maanden van den
secretaris-schatter bij de Bank van Leening, en waarbij bepaald
wordt, dat 70% gebracht wordt ten laste van de Bank van
Leening en 3O°/0 ten laste van den post personeel ten kantore
van den gemeente-ontvanger.
De heer CERUTTI vraagt waarom 70 van het wachtgeld
ten laste van de Bank van Leening, welk bedrijf noodlijdend
is, wordt gebracht, terwijl deze persoon toch diensten bij den
gemeente-ontvanger verricht.
De heer FEBER antwoordt, dat dit tot voordeel van den
betrokken persoon strekt. Indien zijn werkzaamheid bij den
gemeente-ontvanger eindigt, dan is het voor hem toch beter
indien hij 70°/0 van zijn wachtgeld van de Bank van Leening
krijgt.