2 MEI 1923.
193
voorbij is. De vraag wordt echter door het College over
wogen, of de steunregeling zou moeten blijven. Burgemeester
en Wethouders zijn met het oog op den zomer van meening,
dat zij zoo spoedig mogelijk moet beëindigd worden. De
zorg voor de uitkeering berust ook bij het Burgerlijk Armbe
stuur, welk bestuur daardoor een oude en een nieuwe wijze
van bedeeling heeft, hetgeen evenwel niet wenschelijk geacht
kan worden. De zaak zal daarom nader worden bezien door
het College.
De heer OOSTVOGELS wenscht een scherpe controle bij
de steunregeling. Het is spr. namelijk bekend, dat op de
lijsten van de ongeorganiseerde arbeiders namen voorkomen
van personen, die hun heele leven nog nooit gewerkt hebben.
De heer MOLL zou gaarne zien, dat de heer Oostvogels
deze namen ter kennis van den ambtenaar der Arbeidsbeurs
bracht.
De heer OOSTVOGELS meent, dat dit niet op zijn weg
ligt. De Arbeidsbeurs heeft daarvoor haar ambtenaren. Zijn
er te weinig, dan moet zij er nog maar een bij aanstellen.
De heer MOLL antwoordt, dat de ambtenaar van de
Arbeidsbeurs geen achturigen werkdag heeft; hij werkt dik
wijls tot 's avonds tien of elf uur. Spr. heeft dan ook niets
dan lof voor hem hij doet buitengewoon goed werk.
De heer OOSTVOGELS heeft niet gezinspeeld op den
werklust van dien ambtenaar. Hij heeft alleen willen zeggen,
dat, indien noodig, er een controleur bij aangesteld moest
worden.
De VOORZITTER merkt op, dat men tien ambtenaren
kan hebben en dat toch de heer Oostvogels iets kan weten,
wat ons niet bekend is.
De heer HAALMAN heeft in deze niet veel verwachting
van het Burgerlijk Armbestuur in zijn tegenwoordige samen-