194
2 MEI 1923.
stelling. Spr. drong reeds meerdere malen op uitbreiding
van het bestuur aan, waardoor de gelegenheid zou worden
geschapen, om eenige personen uit de arbeiderskringen
daarin zitting te doen hebben.
De VOORZITTER belooft, dit nader onder de oogen te
zullen zien.
De heer MEIJVIS sluit zich aan bij de woorden van den
heer Haaiman. Den heer Oostvogels antwoordt spr.,
dat er altijd deugnieten zijn. Men moet echter samenwerken,
anders bereikt men in deze niets. De plannen betreffende
de werkverschaffing, waren spr. in het geheel niet bekend.
De raadsleden hebben echter naar zijne meening toch het
recht, te weten, waarom de heideontginning op 1 April j.l.
plotseling is stopgezet. Spr. zou hierover toch wel een en
ander willen zeggen. Op voornoemden datum waren er nog
52 werkloozen aan den arbeid. De Minister eischte echter
80 o/0 bijbetaling van de loonen door de Gemeente. Dat deze
Minister de schroef op een dergelijke wijze aandraait, acht
spr. afkeurenswaardig, doch uit moreel oogpunt beschouwd,
gelooft spr., dat het zelfs nog voordeeliger voor de gemeente
ware geweest, indien aan dezen eisch was voldaan. Spr. zou
derhalve ten spoedigste deze werkverschaffing wederom willen
instellen. Een uitgebreide werkverschaffing acht spr. beter
dan een steunregeling.
De VOORZITTER geeft in overweging om punt 4^ dezer
agenda tegelijk met het onderhavige voorstel te behandelen.
Daartoe wordt besloten.
De heer MEIJVIS is van oordeel, dat de voorbereidingen
voor de werkverschaffing, door den heer Korteweg be
doeld, zoo lang zullen duren, dat van dit plan op het oogen-
blik weinig hulp te verwachten valt. Spr. ondersteunt dit plan
echter gaarne, doch dient voor oogenblikkelijke hulp bij den
Raad eene daartoe strekkende motie in. Spr. meent, dat op