2 MEI 1923,
moet zich echter niet zoo laten afschrikken. In dit verband
wijst spr. op het antwoord van den Minister op de inter
pellatie van den heer van den Tempel.
De heer CERUTTI merkt op, dat het Rijk thans de voor
deden van den geleverden arbeid geniet, terwijl de gemeente
het grootste gedeelte van de loonen moet betalen. Spr. geeft
daarom in overweging om van gemeentewege heidegrond
aan te koopen en dezen te laten ontginnen. Op deze wijze
zal de gemeente tenminste ook het voordeel van den arbeid
genieten.
De heer MOLL acht dit plan niet doorvoerbaar, daar
alle heidegronden hier in de omgeving aan de houtvesterij
toebehooren.
De VOORZITTER zegt, dat het plan van den heer
Cerutti op allerlei moeilijkheden zou blijken te stuiten.
Bovendien kan men voor de toekomst zijn oog richten op
den Belcrumpolder. Het door den heer Cerutti naar
voren gebrachte idéé, zal echter nader door het College
worden overwogen. Voorts geeft spr. den heer M e ij v i s
in overweging, de door hem ingediende motie niet in stem
ming te doen brengen. Men zal toch in ieder geval het
antwoord van den Minister dienen af te wachten, voordat
verdere plannen van werkverschaffing worden uitgewerkt.
De heer MEIJVIS merkt op, dat de quaestie van de kosten,
het hoofdmotief voor de commissie was, om tot stopzetting
te adviseeren. Spr. volhardt echter in zijn overtuiging, dat
ook, al is de bijbetaling buitensporig hoog, de gemeente er,
uit moreel oogpunt bezien, toch voordeel bij zou hebben.
De heer MOLL antwoordt, dat bedoelde quaestie niet het
hoofdmotief voor de commissie is geweest. De commissie
heeft zich echter afgevraagd, waarop een dergelijke opdrijving
van het percentage der bijbetaling zou uitloopen.