2 MEI 1923. 201 Degenen, die overeenkomstig de thans bestaande regeling ,,van den kinderbijslag, op het tijdstip van het in werking „treden van de in het 2de lid van dit artikel genoemde „regeling een bijslag voor minder dan drie kinderen ont vangen, behouden, binnen de leeftijdsbeperking dier rege ling, den op dat tijdstip genoten bijslag met betrekking „tot het kind of de kinderen, waarvoor hij is toegekend, „totdat zij voor toepassing van het in het 2de lid van dit „artikel bepaalde in aanmerking komen. „Tevens stellen wij U voor te bepalen, dat deze wijzigin- „gen in werking zullen treden met de eerste week in de „maand Mei, waarover loon zal worden uitbetaald". De heer BOGMANS wenscht deze regeling te laten terug werken tot 1 Januari, evenals voor de werklieden. De VOORZITTER wijst erop, dat men met terugwerkende regelingen zeer voorzichtig moet zijn, omdat er soms eigen aardige moeilijkheden aan verbonden kunnen zijn. Voor de werklieden is de nieuwe regeling ingegaan op 5 Februari j.l. De heer BOGMANS ziet niet in, welke bezwaren kunnen gelden. De VOORZITTER meent, dat er slechts enkele agenten zijn, die bij de terugwerking der regeling belang van eenige beteekenis hebben. De jaarwedde-regeling van het politie personeel is ook niet dezelfde als voor de werklieden. De eigenaardige datum van 5 Februari kan wellicht tot admi nistratieve moeilijkheden leiden. De heer BOGMANS doet het voorstel, om de regeling te doen ingaan op hetzelfde tijdstip als voor de werklieden. De VOORZITTER ontraadt dit voorstel, omdat thans niet bekend is, welke administratieve moeilijkheden daaraan ver bonden zijn. De heer LIJDSMAN zou in overweging willen geven, het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 201