216
26 JUNI 1923.
Tegenwoordig mevr. J. M. NEVE-REINTJES en de heeren
A. C. KORTEWEG, M. W. MARTENS, J. M. MEIJVIS,
TH. J. A. VAN DIJK, F. F. X. CERUTTI, C J. KLUFT,
J. LIJDSMAN, W. J. A. LOOMANS, A. C. OOSTVOGELS,
A. J. M. CLEMENT, H. J. MOLL, B. COHEN, C. VAN
ZWEDEN, W. J. H. FEBER, C. TH. BOGMANS, N. J. H.
VAN GROENENDAEL, H. J. H. HORNIX, P. HAALMAN,
en A. SCHRAUWEN.
Afwezig de heer W. L. KOOPERBERG.
Voorzitterde heer mr. dr. W. G. A. VAN SONSBEECK.
Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede,
dat is ingekomen een schrijven van den heer K o o p e r-
b e r g, berichtende, dat hij wegens uitstedigheid verhinderd
is de vergadering bij te wonen.
De VOORZITTER zegt, dat de notulen van het ver
handelde in de vergaderingen van 21 Februari, 16 Maart
en 2 Mei 1923, overeenkomstig het bepaalde bij art. 8 van
het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage
voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk
zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog
voorlezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen
in het midden heeft te brengen, allereerst wat betreft de
vergadering van 21 Februari 1923.
Dit niet het geval zijnde, worden de notulen
van voormelde vergadering onveranderd goedge
keurd en vastgesteld.
Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde de vaststelling
der notulen van het verhandelde in de vergadering van
16 Maart.
De heer CERUTTI geeft in overweging om op bladz. 99,