22$
26 JÜNi 1923.
voor dezen arbeid niet meer geschikt zijn, zouden voor het
ontvangen van steun zich bij het Burgerlijk Armbestuur
kunnen vervoegen. Wanneer dit alles zoo geregeld wordt,
kan de steunregeling als het ware automatisch ophouden.
De heer HAALMAN prefereert werkverschaffing natuurlijk
verre boven steunuitkeering. Wanneer hem dus verzekerd
kan worden, dat een voldoende werkverschaffing binnen een
maand tot stand kan komen, zal spr. zijn voorstel intrekken.
De heer MEIJVIS is het niet eens met den geest van het
schrijven van Burgemeester en Wethouders. Spr. heeft, evenals
de heer Haaiman, er uit gelezen, dat de steunregeling op
1 Augustus a.s. stop gezet zou moeten worden. Ook al
slagen de naar voren gebrachte plannen zeer spoedig, dan
acht spr. dit toch verkeerd vooral met het oog op de te
verwachten uitbreiding der werkloosheid. Spr. ziet niet in,
waarom het noodig is, de steunregeling telkens met een,
twee of drie maanden te verlengen. Laat men trachten een
voldoende werkverschaffing te vinden, dan houdt de regeling
automatisch op, hetgeen spr. natuurlijk ook ten zeerste
zou toejuichen. Wanneer het Burgerlijk Armbestuur voor
steunverleening wordt aangewezen, dan zal dit college toch
eerst gereorganiseerd dienen te worden, terwijl tevens de
steunregeling dan overgebracht wordt naar dat bestuur.
Men moet dus toch een steunregeling hebben. Spr. is daar
om voor verlenging dezer regeling. Bovendien, wie geeft
spr. de zekerheid, dat de werkverschaffing niet plotseling
kan worden stopgezet. Dan zal men op een oogenblik geen
werkverschaffing en geen steunregeling bezitten.
De VOORZITTER ziet in het gesprokene de beste ver
dediging van het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Zoo hoopt ook de heer M e ij v i s, dat de steunregeling
spoedig zal kunnen afloopen. Welnu, dit voorstel zal het
College hoewel overbodig den drang geven om vóór
31 Juli met een plan voor afdoende werkverschaffing gereed