26 JUNI 1923. 229 te zijn. De heeren Haaiman en Me ij vis hebben zich voor een verlenging van langeren duur verklaard, zij zijn dus in principe niet tegen het huidige voorstel. Overigens merkt spr. op, dat van stopzetting van de steunregeling niet is gesproken. De heer MOLL geeft een overzicht van den stand der werkloosheid. Voorts wijst spr. er op, dat bij de Kwatta- fabriek een 120 arbeiders ontslagen zijn. Er zijn daar echter loonsverlagingen aanhangig en het is volgens spr. best mogelijk, dat na de invoering daarvan weer velen op de fabriek te werk gesteld zullen worden. Door middel van de werkverschaffing is men van 40 steuntrekkenden afgeko men, die geen steun behoeven. Spr. is van meening, dat de steunregeling, als alles goed gaat, in de volgende maand automatisch stopgezet kan worden. Met de houtvesterij is bijna alles reeds geregeld en met het Burgerlijk Armbestuur zal dit binnen enkele dagen het geval zijn. De heer CERUTTI brengt in herinnering, dat hij in de vorige vergadering het denkbeeld heeft geopperd om van gemeentewege heigrond voor ontginning aan te koopen, opdat de vruchten der werkverschaffing ook ten bate van de gemeente zouden blijven, terwijl zooals het nu gaat, de voor deden van het werk aan de houtvesterij komen. De heer HAALMAN zegt, dat men met dit denkbeeld toch zeer voorzichtig te werk moet gaan. De gemeente Al melo heeft met een dergelijk plan f 200.000,ingeboet. Verder zou de gemeente alleen veraf gelegen heigrond kun nen koopen, daar hier in den omtrek alles tot de houtvesterij behoort. De VOORZITTER zegt, dat het denkbeeld van den heer C e r u 11 i een punt van overweging heeft uitgemaakt. Het College achtte het echter te riskant. Nu heeft men boven dien de ruimere voorstellen gekregen van de houtvesterij. Spr. gelooft, dat hiervan gebruik te maken, het beste zal zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 229