234 26 JUNI 1923. „openbare scholen 21 jongens en 32 meisjes rees bij ons „de vraag of dit onderwijs in deze gemeente nog wel in „eene bepaalde behoefte voorziet, zooals voorheen het her- „halingsonderwijs en of het daarom wel gewenscht en nood zakelijk was, dat het vervolgonderwijs in de toekomst van „gemeentewege gehandhaafd blijft. „Door de invoering van een zevende leerjaar, de aanwe zigheid van een handelsavondschool, ambachtsschool, avond- school voor ambachtslieden en meerdere huishoudscholen „wordt, naar onze meening, voldoende voorzien in de be- -.hoefte aan verdere ontwikkeling voor hen, die in nering en „bedrijf te werk worden gesteld. „De commissie van toezicht op het lager onderwijs, wier „advies door ons ter zake werd ingewonnen, deelt onze ziens- „wijze en is van oordeel, dat mede in verband met de „hooge kosten daaraan voor de gemeente verbonden het „vervolgonderwijs niet behoort te worden gehandhaafd. „Wij hebben de eer U derhalve voor te stellen de veror dening tot regeling van het vervolgonderwijs, vastgesteld bij „Uw besluit van 19 December 1921, in te trekken met het „eindigen van het thans loopende cursusjaar (1 Juli a.s.)". Dienovereenkomstig wordt besloten. 28. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vast stelling van den vermenigvuldigingsfactor voor de plaatselijke inkomstenbelasting voor het belastingjaar 1923/24, welk voor stel luidt als volgt „Evenals vorige jaren zal ook thans weer moeten worden „overgegaan tot de vaststelling van den vermenigvuldigings factor, n.l. voor het belastingjaar 1923/24. „De opbrengst van dat belastingjaar zal moeten dienen „tot dekking van den post Hoofdstuk IV afd. II, art. 1 der „Ontvangsten van de begrooting voor 1923, waar voor „plaatselijke inkomstenbelasting is uitgetrokken een bedrag „van f510.000.Aangezien zich na het opmaken der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 234