26 JUNI 1923. 237 terugloopen, niet is uitgekomen, zooals ook vrijwel over het geheele land is geschied en voornamelijk in de steden. Alsnu deelt het College van Burgemeester en Wethouders mede, dat bij een belastbaar inkomen van f 13,319,830, dus zonder de nog te regelen aanslagen en bij een factor van 1 de opbrengst bedraagt f 736,932. Met de nog te regelen aanslagen, en dat zijn gewoonlijk niet de minste, Mijnheer de Voorzitter, mag men dus veilig een bedrag van f 780,000.aannemen, hetwelk bij een factor van 0,9, die over 1922 gold, eene opbrengst maakt van f 702,000, afgerond f 700,000,—. Voor 1922 was benoodigd eene opbrengst van f 620,000, zoodat aan de hand van de voorgaande en door Burge meester en Wethouders overgelegde cijfers kan worden vast gesteld, dat alleen de H. O. over 1922 f 80,000.meer heeft opgebracht dan benoodigd was. Nu komen bij de baten over 1922 nog de grootere voor- deelige saldi van gasfabriek, waterleiding en electriciteit, te zamen f 175,000.of ruim f 90,000.meer dan door den Raad op de begrooting werd vastgesteld, te zamen met de zoo juist genoemde f 80,000.f 170,000,meer dan benoodigd was. Mijnheer de Voorzitter, beschouwen wij de toelichting van de begrooting voor 1923, dan vinden we daar, dat de rekening over 1921 over den gewonen dienst een batig slot heeft opgeleverd van f 301,143,66, waarvan f 190,000,is overgebracht op den dienst 1922vervolgens zal f 110,000. ten goede komen van den dienst 1924, terwijl het restee- rende f 1,143,66 geboekt is op de begrooting van 1923. Alhoewel de Raad aldus besloot, meen ik toch, dat dit niet een geheel juiste finantieele politiek is. Nu gaat men reeds een bate over eenig dienstjaar brengen op eene drie jaren later dienende begrooting. Zijn wij daarmede niet op den verkeerden weg Mij wil het voorkomen, dat het batig slot van een zeker dienstjaar, hetwelk als men de H. O. nog steeds als sluit-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 237