238 26 JUNI 1923. post der begrooting beschouwt, toch feitelijk te veel betaalde belasting is, op de meestnabijliggende rekening moet worden overgebracht. Deze stelling is door mij hier meerdere malen uitvoerig verdedigd, zoodat ik daarover dus niet in herhaling treed. De juiste weg zou naar mijne meening dus zijn, ook deze f 110,000,alsnog op den dienst 1923 over te brengen. Maar gaat de Raad daartoe niet over, dan zal toch zeker een deel zoo niet het geheele batig slot over 1922 ten bate van den dienst 1923 worden gebracht, iets waarop ik bij de behandeling der begrooting in December j.l. reeds aandrong (zie de bladzijden 707, 708 en 709 der notulen). Toen reeds meende ik aan de hand van de destijds beschikbare gege vens een bedrag van ongeveer f 100,000,te kunnen noemen. Lees ik nu op bladzijde 725 der notulen van 29 Dec. 1922, het antwoord van Wethouder F eb er, op het zoojuist door mij geopperde denkbeeld, dan vind ik daar het volgende ,,Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, nog een enkel woord over de opmerkingen van den heer Haaiman. In het antwoord op het centraal rapport hebben wij U reeds antwoord gegeven op diens opmerkingen en de cijfers door dezen spreker dien middag genoemd, geven mij geen aanleiding om, op dit moment althans, wijziging te brengen in het voor H.O. benoodigd bedrag. Men mag toch niet vergeten, dat op dit oogenblik nog zoo weinig zekers is te zeggen van de uitkomsten van het dienstjaar 1922. Eerst op 30 Juni a.s. sluit dit dienstjaar. Er is nog niets bekend van de teruggaaf van belastingen uit hoofde van reclames als anderszins, van kwade posten, ja velen hebben hun aanslag biljet nog niet eens ontvangen. Laat ons rustig afwachten tot half April, dan zal althans iets meer bekend zijn over het verloop van het dienstjaar 1922 en laat ons dan bij de vast stelling van den vermenigvuldigingsfactor alle daarop van invloed zijnde factoren nog eens rustig onder het oog zien. De heer Haaiman kan gerust zijn, wij zullen de burgerij heusch niet meer belasting laten betalen dan door de om standigheden wordt gevorderd".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 238