26 JUNI 1923.
verwachten batig slot. Spr. is het ook niet eens met de
opvatting, als zou een verlaging der belasting slechts in
hoofdzaak aan de groote inkomens ten goede komen. Dit
is in vorige dienstjaren wel gebleken, Verder heeft de heer
F e b e r zijn bewering, dat er een batig saldo zal zijn, niet
bestreden. Spr. ziet er dan ook geen bezwaar in, om van
den dienst 1922 f 100,000,over te brengen op 1923. Spr.
is van meening, dat men de belastingbetalers niet meer
moet laten betalen, dan strikt noodzakelijk is. Daarom hand
haaft spr. zijn voorstel om den vermenigvuldigingsfactor op
0.7 te stellen door het batig saldo van 1922 op het dienst
jaar 1923 over te brengen.
De heer FEBER zegt, dat z.i. de dienst 1922, behalve het
bedrag, dat krachtens besluit van den Raad op het dienst
jaar 1924 werd overgebracht, vermoedelijk geen batig slot
zal opleveren.
De heer HAALMAN verwacht toch nog een batig saldo
van f 100,000,
De VOORZITTER geeft ernstig in overweging in deze
de voorzichtigheid te betrachten. Spr steunt dan ook de
opvatting van den heer F e b e r. Het kan best gebeuren,
dat er nog een batig saldo overblijft, doch het kan even
goed zijn, dat dit niet het geval is. Ook dient men in het
oog te houden, dat de moeilijkheid van het vaststellen van
den factor nog vergroot wordt door de verlaging van het
belastbaar inkomen. Spr. acht het niet raadzaam in te gaan
op een voorstel, dat berust op cijfers van een rekening,
welke nog niet vaststaat. Spr. is van meening, dat de
belastingbetalers meer gebaat zijn met een geleidelijk terug
loopend cijfer, dan met de eventualiteit het eene jaar veel
minder en een volgend jaar wellicht meer belasting te betalen.
De heer HAALMAN is van meening, dat de cijfers wel
vaststaan. Het wil hem voorkomen, dat van een overschot
niet een ander belastingbetalerscorps moet profiteeren.