6 JULI 1923.
259
2. Besluit van de Gedeputeerde Staten voornoemd, d.d.
27 Juni 1923, G. n°. 339, houdende goedkeuring van het
raadsbesluit van 26 Juni j.l. tot het aangaan eener tijdelijke
kasgeldleening van ten hoogste f 300.000,
De heer CERUTTI heeft in den brief van Ged. Staten,
welke dit besluit vergezelt, de volgende opmerking aange
troffen „Wij verzoeken U evenwel in den vervolge zorg te
dragen, dat de aan onze goedkeuring onderworpen besluiten
van den Raad uwer gemeente zóó tijdig aan ons College
worden ingezonden, dat een behoorlijke tijd voor onderzoek
beschikbaar is." Spr. beweert, dat evenzoo de Raad vaak een
behoorlijken tijd voor onderzoek van de op de agenda voor
komende punten mist. De agenda is meestal overvoerd en
moet worden afgejakkerd, terwijl voor de rondvraag weinig
of geen gelegenheid overschiet. Spr. houdt dan een pleidooi
voor het houden van meer raadsvergaderingen en zegt te
gelooven, dat er geen dorp in Noord-Brabant is, waar gedu
rende het laatste half jaar minder raadsvergaderingen zijn
gehouden dan hier in Breda.
De VOORZITTER begint met op te merken, dat de zaak,
welke de heer C e r u 11 i heeft aangeroerd, eigenlijk niet
aan de orde is. Spr. wil er echter wel even op ingaan. De
klacht van den heer C e r u 11 i komt wel wat te onpas nu
juist nog geen veertien dagen geleden een raadsvergadering
heeft plaats gevonden. Spr. heeft eens een vergelijking gemaakt
tusschen het aantal vergaderingen voorheen en thans, waaruit
hem is gebleken, dat dit aantal ongeveer gelijk is. Voorts
komt spr. op tegen de uitdrukking „afjakkeren" de agenda
is dikwijls wel groot, maar de inhoud is daaraan niet evenredig.
Tot nog toe heeft steeds gelegenheid bestaan voor de
rondvraag. Er zal evenwel met de opmerking van den
heer C e r u 11 i rekening worden gehouden. Spr. stelt voor,
dit stuk voor kennisgeving aan te nemen.
Daartoe wordt besloten.