206 6 JULI 1923. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vast stelling eener verordening op de veemarkt, ter uitvoering van art. 5 der Veewet. De heer KORTEWEG vraagt, of er nu een overdekte localiteit moet worden gebouwd op het Kasteelplein ten behoeve van de biggenmarkt. De VOORZITTER antwoordt, dat daarin zeer zeker op de een of andere wijze voorzien moet worden er zal een afsluiting moeten worden geplaatst en een gelegenheid moeten worden geschapen om de beesten te onderzoeken. De heer KORTEWEG vreest voor ontsiering van het plein. De VOORZITTER verklaart, dat een en ander wegneem- baar zal zijn. De heer CERUTTI vraagt, waarom de maximum-boete, welke in de ontwerp-verordening oorspronkelijk f 25 bedroeg op f 500 is gebracht. De VOORZITTER deelt mede, dat ook hierover met den veeartsenijkundigen dienst correspondentie is gevoerdde boete moet in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen. De heer MEIJVIS vraagt, wat er moet gebeuren met de voermanskarren. De VOORZITTER zegt, dat daarvoor een gereserveerde ruimte zal worden aangewezen. Zonder verdere opmerkingen wordt daarop de voorgestelde verordening onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het verleenen eener bijdrage van 75°/^ in het tekort op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 266