6 JULI 1923. 267 exploitatie van een tijdelijk houten badhuisje over het jaar 1922 aan de afdeeling Breda van de Nederl. Vereeniging voor Volks- en Schoolbaden, groot f 947, Mevrouw NEVE-REINTJES vraagt, hoe het staat met de plannen voor het oprichten van een gemeentelijke bad- en zweminrichtingbij de behandeling der gemeente-begrooting voor dit jaar was gezegd, dat die plannen reeds gereed lagen. De VOORZITTER antwoordt, dat men aanvankelijk van plan was bedoeld badhuis op te richten op het pleintje vóór de Gasfabriek, doch later zijn daartegen bezwaren gerezen. De zaak heeft de volle aandacht van Burgemeester en Wet houders. De moeilijkste kwestie in deze is echter de plaats, waar het badhuis komen moet. Ook moet men rekening houden met het riskante van een dergelijke onderneming het voorbeeld te Tilburg maant tot voorzichtigheid. Mevrouw NEVE-REINTJES wijst op Arnhemwaar in iedere volkswijk gelegenheid tot baden bestaat. De VOORZITTER zegt nog, dat helaas aan de Fellenoord- straat het benoodigde terrein voor een badhuis schijnt te ontbreken men stuit hier overal op grondgebrek. De zaak wordt echter onder de oogen gezien. De heer KLUFT is van meening, dat, als straks de Bel- crumpolder in exploitatie wordt genomen, hier minstens twee badhuizen noodig zullen zijn. De VOORZITTER Zulks kan een punt van overweging uitmaken. Spr. verklaart namens het College, dat het zich aanbevolen houdt voor aanwijzingen omtrent een goede plaats voor het badhuis. De heer KORTEWEG, er op wijzende, dat deze subsidie wordt gegeven onder beding, dat de gelegenheid wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 267