6 JULI 1923. 271 in rekening worden gebracht, zoodat zij duurder uit zijn dan de gemeente met f 3,25 ineens. De heer COHEN vindt, dat de heer Moll een teere snaar heeft aangeroerd, want al die armlastige patiënten behoeven toch niet geopereerd te worden. De heer KORTEWEG herinnert aan zijn in de vergadering van 2 Mei j.l. gedane vraag, of het niet mogelijk zou zijn, dat Burgemeester en Wethouders het bestuur van het Diaconessen- huis berichten, dat de gemeente bereid is een vergoeding van f3,25 te verleenen, indien het Diaconessenhuis de ver strekking van hetgeen dit huis minder biedt dan het St. Igna- tiusgesticht uit eigen middelen wilde bekostigen De Voor zitter heeft toen beloofd zulks aan het Diaconessenhuis over te brengen en in verband daarmede is de beslissing in deze aangehouden. Spr. vraagt thans, of er een zoodanig schrijven tot het Diaconessenhuis is gericht, zoo niet, dan stelt spr. voor, zulks alsnog te doen en het antwoord af te wachten alvorens een besluit te nemen. Spr. vindt, dat Burge meester en Wethouders in deze met vuur spelen en qualifi- ceert hun handelwijze tegenover den Raad als boerenbedrog. De VOORZITTER protesteert tegen deze uitdrukking en zegt, dat de heer Korteweg eerst het antwoord van Burgemeester en Wethouders moet afwachten alvorens zulke krasse termen te willen gebruiken. De heer KLUFT wijst er op, dat in het St. Ignatius- Ziekenhuis diensten worden verleend, die heel veel geld kosten. Spr. vindt de verhouding tusschen de verpleeggelden in beide gestichten, zooals die door Burgemeester en Wet houders wordt voorgesteld, zeer juist, De heer FEBER is verwonderd over de opmerking van den heei Korteweg. Spr. veronderstelt, dat de heer Korteweg toch wel zal hebben gelezen het advies der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 271