6 JULI 1923.
2 77
zekerheid verkregen omtrent verschillende cijfers. Vooral het
vrij zeker bericht van den Ontvanger der directe belastingen
betreffende den slottermijn der plaatselijke inkomstenbelasting
1922, heeft aanleiding gegeven tot het indienen van dit nader
voorstel, hetgeen men dus moet beschouwen los van het
voorstel-H a a 1 m a n. Burgemeester en Wethouders hebben,
om verwarring te voorkomen, bij hun voorstel geen nadere
opmerkingen op de rede van den heer Haaiman willen
maken naar nader zal blijken, zijn verschillende punten,
welke in die rede naar voren worden gebracht, onjuist. De
vaststelling van den vermenigvuldigingsfactor is en blijft een
slag in de luchtkonden wij nog langer wachten, het cijfer
zou misschien andermaal met toenemende zekerheid gewijzigd
kunnen worden. Tot absolute zekerheid kunnen wij thans
niet komen. Spr. ontraadt de vergadering dan ook ernstig,
den factor lager vast te stellen dan door Burgemeester en
Wethouders wordt voorgesteld.
De heer HAALMAN wil eerst een paar opmerkingen
maken over hetgeen de Voorzitter heeft gezegd. Deze
heeft n.l. verklaard, dat de nota van Burgemeester en Wet
houders los moet worden beschouwd van de rede in de
vorige vergadering door spr. hier gehouden. Hoewel deze
mededeeling zeer zeker cum grano salis zal moeten worden
genomen, wil spr. het College dit onschuldig genoegen wel
gunnen. Spr. heeft moeten beschikken over de cijfers, welke
hem nu eenmaal ten dienste stonden kwam hij daardoor
tot conclusies, die foutief waren, dan ligt de schuld niet aan
hem, maar aan het College van Burgemeester en Wethou
ders, dat den Raad de noodige gegevens heeft onthouden.
Voorts zegt spr. het volgende
Het zal ditmaal voor mij niet noodig zijn, veel te vergen
van de welwillendheid van den Raad, wien ik in de aller
eerste plaats mijn dank betuig voor het feit, dat hij het
door mij in de vorige vergadering gehouden betoog wel
belangrijk genoeg heeft willen achten om de behandeling