278 6 JULI 1923 dezer aangelegenheid te verdagen. Een verdaging, Mijnheer de Voorzitter, die, naar wellicht de geheele Raad mèt mij met voldoening zal hebben geconstateerd, niet zonder resultaat is gebleken. Thans ligt voor ons de jongste nota van het College van Burgemeester en Wethouders, welker inhoud ik constateer dat met begrijpelijk genoegen wel het meest krachtige pleidooi vormt voor de aanneming van het door mij in de vorige vergadering gedane voorstel. Kwam mijn berekening, gebaseerd op wellicht niet volle dige maar ten slotte alle ten dienste van den Raad staande gegevens, tot een vermoedelijk batig slot op den gewonen dienst 1922 van f 130,000, de nota van Burgemeester en Wethouders doet zien, dat nu reeds vrijwel vast staat, dat de f 200,000 nagenoeg zullen worden bereikt. Het eenige verschil tusschen het College van Burgemeester en Wet houders en mij gaat nu nog over de vraag, of van dit batig slot f 67500 of f 100,000 zal worden gebracht op den dienst 1922. En dan, Mijnheer de Voorzitter, ben ik op dit oogenblik ten zeerste gesterkt in mijn meening, dat dit bedrag zeer zeker op f 100,000 kan, neen moet worden vastgesteld. Het belastingbetalerskorps van 1924 heeft al reeds geenerlei reden tot klagen. Immers, uit het saldo 1921 is reeds f 110,000 voor hen gereserveerd op de begrooting voor 1924. Komt daarbij nog pl.m. f 97000 uit den dienst 1922, dan mogen wij, zelfs al zou de dienst 1924 eenige zwaardere eischen stellen, alleszins tevreden zijn, wijl naar mijn mee ning de meest juiste financieele politiek ook hierin bestaat, dat ieder dienstjaar zich zelf dekt. Zou de Raad besluiten om van de f 197,000 batig slot 1922, f 100,000 over te brengen op den dienst 1923, dan kan daarbij geenszins van onvoorzichtigheid ten opzichte van het te voeren financieel beleid sprake zijn. Daarom, Mijnheer de Voorzitter, bestaat er op dit oogenblik dan ook alle reden om het in de vorige raads vergadering door mij gedane voorstel te handhaven, n.l. op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 278