6 JULI 1923.
den dienst 1923 f 100,000 over te brengen als deel van het
vermoedelijk batig slot van den gewonen dienst 1922 en
den factor voor 1923 vast te stellen op 0,7. Vol vertrouwen
laat ik in deze de beslissing aan den Raad.
De heer FEBER deelt het volgende mede uit de nota,
welke spr. met betrekking tot deze zaak aan het College
van Burgemeester en Wethouders heeft overgelegd
De opmerkingen van den heer Haaiman, in de raads
zitting van 26 Juni j.l., gingen vergezeld van enkele becijfe
ringen, waarop het niet mogelijk was tijdens de vergadering
van antwoord te dienen.
De heer Haaiman zegt, dat het hem in hooge mate
heeft bevreemd, dat thans met geen enkel woord wordt
gerept over de uitkomsten van den dienst 1922, omdat het
voorstel tot vaststelling van den vermenigvuldigingsfactor
het vorig jaar vergezeld ging van een breed overzicht be
treffende de uitkomsten van het voorafgaand dienstjaar.
Hier ziet de heer Haaiman over het hoofd, dat het
vorig jaar reden bestond, dat overzicht te geven, omdat de
uitkomsten van den dienst 1921 toen toelieten het bedrag
aan inkomstenbelasting met f 100,000 te verminderen daar
echter het verloop van den dienst 1922 geen aanleiding gaf
eene wijziging in dat bedrag voor te stellen, werd volstaan
met de mededeeling, dat zich geen omstandigheden hebben
voorgedaan, welke van invloed zijn op de grootte van het
voor plaatselijke inkomstenbelasting benoodigde bedrag van
f 510,000.
De heer Haaiman geeft nu zelf enkele beschouwingen
over de resultaten van den dienst 1922. Hij verwacht van
het feit, dat de aftrek voor gehuwden van f 800 tot f 700
is teruggebracht, een automatische stijging der belasting
opbrengst met ongeveer f 30,000. Het is moeilijk te zeggen
in hoeverre deze verwachting gerechtvaardigd is, maar wel
dient opgemerkt, dat de aftrek voor kinderen beduidend is
verruimd en op dien grond mag worden betwijfeld, of die