6 JULI 1923.
287
De heer KORTEWEG zal voor het voorstel van Burge
meester en Wethouders stemmen, omdat Breda vooruit moet.
De heer MOLL wenscht een waarschuwend woord te doen
hooren tegen de aanneming van het voorstel-H a a 1 m a n.
Spr. vraagt zich af, wat de werkloosheidszorg in den komen
den winter zal kosten. Verleden jaar heeft zij het potje voor
onvoorziene uitgaven nagenoeg geheel opgegeten en de
economische toestand zal in den a.s. winter nog veel erger
worden, want thans, in den midzomer, stijgt het werkloos
heidscijfer reeds weer. Ook met het oog op de exploitatie
van den Belcrumpolder, waardoor straks aan velen werk
verschaft zal worden, acht spr. het voorstel-H a a 1 m a n
riskant. Een en ander geeft hem aanleiding, vooral ook de
z.g. democraten onder zijn partijgenooten, voor dit voorstel
te waarschuwen.
De heer HAALMAN zegt, dat het niet aangaat de belas
tingbetalers van heden te laten betalen voor die van 1924
en 1925. Het staat toch al vast, dat dit belastingjaar aan
vangt met een batig saldo van f 200,000. Ten aanzien van
de exploitatie van den Belcrumpolder, merkt spr. op, dat
die onderneming den buitengewonen dienst betreft en der
halve door buitengewone inkomsten gedekt moet worden.
Spr. besluit met te zeggen, dat het niet noodig is om voor
de belastingbetalers van 1924 een potje te maken.
De VOORZITTER merkt op, dat in het bestaan van een
dergelijk batig saldo niets buitennissigs is.
De heer MEIJVIS verklaart, voor het voorstel-H a a 1 m a n
te zullen stemmen, daar hij gerust meent te mogen aanne
men, dat er voor dit jaar geen gevaar te duchten is.
De heer SCHRAUWEN is het niet eens met de zienswijze
van den heer Moll. De werkverschaffing in den Belcrum
polder is dit niet in de eigenlijke beteekenis van het woord,
doch een productief-muking.