28
29 JANUARI 1923.
krijgt, in tweeën gesneden dient te woiden. Wil men van
één groote kamer twee vertrekken maken, dan is het de
algemeen gebruikelijke manier om een afscheiding te maken
met een paar muurtjes en schuifdeuren. Hier heeft men
volgens spreker juist net omgekeerde. Nu worden er twee
vertrekken gemaakt. Naderhand neemt de Directeur die
deuren weg, omdat hij ze toch niet noodig heeft en dan
heeft hij zijn zin, n.l. één groote kamer. Het is juist zoo
iets als uit de fabelenreeks van Jopie Slim en Dikkie Bigmans.
De VOORZITTER ontkent ten sterkste, dat hier aldus op
slinksche wijze zou gehandeld worden. Die twee kamers
worden absoluut niet zoo gebouwd, dat ze als één kamer
zijn te beschouwen. Voorts wijst spr. er op, dat ook dit plan
geheel binnen de eenmaal gestelde financieele grenzen blijft.
De heer LIJDSMAN merkt op, dat de woningruimte te
klein is. Door dit plan krijgt de Directeur boven een kamer
meer. Anders zouden de kinderen beneden moeten slapen.
Wat de opmerking van den heer Oostvogels betreft,
zegt spr., dat het wel degelijk twee vertrekken worden ze
zijn afzonderlijk te gebruiken. Verder blijft het huis ook
voor opvolgers uitstekend bewoonbaar.
De heer FEBER blijft van meening, dat het geen woning
zal worden voor ambtenaren, die van hun salaris moeten
leven en niet zooals de tegenwoordige Directeur nog over
andere bronnen van inkomsten beschikken.
De heer KORTEWEG gaat deze quaestie de keel uithangen.
Spreker zal daarom niet meer tegen dit plan stemmen. In
het vervolg dient echter te worden voorkomen, dat in zoo
sterke mate met de wenschen der ambtenaren rekening
wordt gehouden.
De VOORZITTER acht het toch alleszins redelijk om,
wanneer zulks mogelijk is, rekening te houden met billijke
wenschen van de ambtenaren.