6 JULI 1923.
289
door spr. na rijpe overweging afgezien. Toch zal hij zijn
stem aan dit voorstel niet onthouden, omdat het ook wel
iets goeds bevateen mooie oplossing is het onderbrengen
der armlastige zieken bij de ziekenfondsen. Daartegenover
heeft spr. groote bedenking tegen de instelling van de
functie van bezoldigd gedelegeerd lid in de gemeentelijke
geneeskundige commissie. Hij heeft een dergelijk ambt ner
gens elders aangetroffen Waartoe zou het ook dienen r
Indien het hoofdzakelijk in het leven geroepen mocht zijn
om den gemeente-apotheker voor de opheffing zijner betrek
king schadeloos te stellen, door hem zoodoende een functie
in overeenstemming met zijn tegenwoordig salaris te geven,
dan acht spr. het beter hem op wachtgeld te stellen of te
trachten een andere oplossing in deze te vinden.
De heer MEIJVIS deelt mede ook een van de leden te
zijn, die dit voorstel op velerlei gebied onbevredigend achten.
Spr. vraagt zich af, wat Burgemeester en Wethouders
bedoelen met een beperking van het geneeskundig toezicht
op scholen, personeel en leerlingen tot op gezette tijden. Hij
vindt een dergelijke aanduiding wel wat erg vaag. Voorts
acht spr. de verpleging in het gemeente-ziekenhuis, welke
geschiedt door den concierge en diens vrouw, als zijnde geen
deskundigen, onvoldoende. Ook kan hij zich niet vereenigen
met de gedachte samenstelling der geneeskundige commissie
waarin het arbeiderselement ontbreekt zoolang in het
Burgerlijk Armbestuur geen vertegenwoordigers der werklieden
zijn opgenomen, en vraagt, of door Burgemeester en Wet
houders een reorganisatie van dat bestuur in dien zin reeds
ernstig is overwogen, zoo niet, dan dringt hij daarop ten
zeerste aan. Vervolgens vraagt spr., waarom vrije vroedvrou
wen-keuze niet gewaarborgd is. Ten slotte spreekt hij de
hoop uit, dat het in werking stellen van de nieuwe regeling
niet zoo lang op zich zal laten wachten als de memorie van
antwoord van Burgemeester en Wethouders op het centraal-
rapport.