27 JULI 1923. 13. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op de aanvragen van bijzondere schoolbesturen om vergoeding voor boventallige leerkrachten over het jaar 1921, luidende als volgt „Ingevolge artikel 100 der L. O.-wet 1920 (art. 59 decies „der wet van 1878) is door de besturen der bijzondere „scholen ,,a. Nieuwstraat 31, bBouwerijstraat 27, cCatharinastraat 26, dOude Vest 3, „aan de gemeente gevraagd vergoeding voor boventallige „onderwijzers gedurende 1921 aan die scholen verbonden. „Krachtens dit artikel heeft, indien aan een openbare „school meer onderwijzers werkzaam zijn dan het aantal, „waarvan ingevolge artikel 56 de jaarwedden door het Rijk „worden vergoed, het bestuur eener naar de onderscheidin- „gen van artikel 3, 2e en 4e lid, overeenkomstige bijzondere „school in die gemeente aanspraak op vergoeding uit de „gemeentekas van jaarwedden van even zooveel aan die „scholen verbonden onderwijzers boven het aantal, waarvan „de jaarwedden en wedden ingevolge artikel 97 door het „Rijk aan dat bestuur worden vergoed". „Strijd is ontstaan over de woorden „even zooveel" van „dit artikel. Hoewel dit niet anders kan beteekenen, dan „een gelijk aantal" bleek dit in de practijk, met de zeer „onderscheiden grootte van scholen feitelijk onoverkomelijke „bezwaren op te leveren, die het Departement gedwongen „hebben tot eene bijzondere interpretatie, waardoor men „gekomen is tot de navolgende wijze van berekenen. „Het aantal leerlingen van de openbare school (scholenj >>°P T5 Januari moet worden gedeeld door het aantal op „dien datum aan de school aanwezige leerkrachten vast- „en tijdelijk-aangestelden zijn hierbij mede te tellen. Het „aldus verkregen gemiddelde wordt gedeeld op het op 15 „Januari aan de bijzondere school aanwezig aantal leerlingen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 310