27 JULI 1923. 317 herdenking van het 25-jarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin voor de gemeente voortvloeiende kosten. De VOORZITTER deelt mede, dat Burgemeester en Wet houders bij nadere overweging den Raad verzoeken het bedrag van het crediet op f 2500,te stellen. De heer MEIJVIS verklaart, mede namens zijn fractie- genooten, dat zij evenals bij de vorige aanvraag tegen zullen stemmen. Spr. noemt een dergelijke geldwegsmijterij in dezen benarden tijd schandelijk hij kan daaraan niet medewerken. Den heer OOSTVOGELS bevreemdt het, dat Burgemeester en Wethouders, na het in de vorige vergadering toegestane crediet, nog met een aanvraag van f2500,durven komen. Zulks wekt nog meer bevreemding als men daarbij in aan merking neemt de woorden van den Voorzitter, on langs op een vergadering van de buurtcommissiën gesproken, n.l. dat een eenvoudige versiering ook kan uitmunten. Spr. vindt deze aanvraag niet in overeenstemming met den ernst des tijds en den Koninklijken wensch. Hij geeft dan ook in overweging, het bedrag terug te brengen op f 1500,en besluit met te zeggen, dat hij in deze credietverleening niet anders kan zien dan een verkapte verhooging van het sub sidie, dat reeds door den Raad aan het feestcomité is toege staan. De heer CLEMENT vraagt, of de verlichting van het Stadhuis niet zoodanig kan geschieden, dat zij ook later nog dienst kan doen, b.v. op de verjaardagen van de leden van het Koninklijk Huis. De heer KLUFT had beter gevonden, dat deze aanvraag in de vorige vergadering was gedaan. Het komt spr. voor, dat het gevraagde bedrag voor versiering alleen wel wat hoog is. Op alles moet thans bezuinigd worden. Spr. gaat dan ook mede met het voorstel-O ostvogels om het crediet tot f 1500,terug te brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 317