27 JULI 1923. De heer HAALMAN zal om dezelfde redenen als hij in de vorige vergadering heeft uiteengezet ook tegen deze aan vraag stemmen. De heer LIJDSMAN brengt in herinnering, dat in de vorige vergadering reeds uitdrukkelijk is gezegd, dat Burge meester en Wethouders met deze aanvraag zouden komen Er is opgemerkt, dat het bedrag wat hoog is, doch men kan bij de verlichting van het Stadhuis toch niet met lam pions voor den dag komen Vroeger had men gasverlichting, maar de tijden zijn veranderd en nu zal het Stadhuis elec- trisch verlicht worden dit in aanmerking nemende is het gevraagde crediet niet zoo hoog. Bovendien zal het iets blijvends kunnen zijn, zoodat het ook bij andere feestelijke gelegenheden dienst kan doen. Ten slotte merkt spr. op, dat men dit crediet niet moet verwarren met de aan het feestcomité toegekende subsidie. De heer CERUTTI heeft in het voorstel gelezen, dat het crediet ook nog zal moeten dienen ter bestrijding van „andere uit de feestelijke herdenking van het 25-jarig regeerings- jubileum van H. M. de Koningin voor de gemeente voort vloeiende kosten". Naar aanleiding hiervan vraagt spr., wat Burgemeester en Wethouders zich voorstellen, nog meer te doen dan het Stadhuis te versieren en te verlichten. De heer KLUFT wijst er op, dat het aanbrengen van versiering en verlichting altijd nog met andere werkzaam heden gepaard gaat, b.v. het opbreken van het plaveisel, waardoor de kosten nog verhoogd zullen worden. De heer LIJDSMAN zegt, dat die kostèn in het gevraagde bedrag begrepen zijn. De VOORZITTER legt er den nadruk op, dat het hie slechts om een crediet gaat. Het is niet zeker, dat de ge vraagde som geheel zal worden opgebruikt. Burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 318