320
27 JULI 1923.
van arbeidersafgevaardigden in dat bestuur en ook tegen
alles, wat op een steunregeling gelijkt. Het is meer dan bar
gesteld met de ondersteuning van wege het Burgerlijk Arm
bestuur, dat zelfs prat gaat op zijn zuinigheid in deze. Spr.
weet uit goede bron, dat, toen er eens op gewezen werd,
dat de menschen toch recht hebben op een hoogere uitkeering,
er is geantwoord „Er zijn toch nog geen menschen dood
gegaan Het is dan ook hoog tijd, dat er nieuw bloed
komt in dit bestuur of dat er eene commissie van maat
schappelijk hulpbetoon in het leven wordt geroepen.
Wat nu de verlenging van de steunregeling betreft; spr.
vindt dat telkens continueeren niet noodig. Men deed beter
de steunregeling ineens voor het geheele loopende jaar geldig
te verklaren en automatisch te laten afioopen. Dat zulks
inderdaad noodig is, blijkt wel uit het aantal werkloozen, dat
op het oogenblik ruim 500 bedraagt.
De heer MOLL merkt op, dat het cijfer door den heer
M e ij v i s genoemd niet juist is. Volgens den stand van
hedenmorgen bedroeg het aantal aan de Arbeidsbeurs inge
schreven werkloozen 411.
De VOORZITTER verklaart, dat, als Burgemeester en
Wethouders min of meer schoorvoetend tot verlenging over
gaan, zulks is te wijten aan den buitengewoon moeilijken
aard van dit vraagstuk. Wanneer men alleen maar eens
nagaat, welke uitgaven de gemeente Breda zich voor hare
werkloozen getroost, komt men over het eerste halfjaar tot
het wel ontstellende cijfer van f 56000,Men dient naar
middelen om te zien teneinde zich van deze zorg eenigszins
te ontlasten. Voorts deelt spr. mede, dat Burgemeester en
Wethouders zich in betrekking hebben gesteld met het Bur
gerlijk Armbestuur met het vooropgezette idee, dat zij, die
niet aan de werkverschaffing kunnen deelnemen, door het
Burgerlijk Armbestuur zouden worden behandeld. Dit overleg
heeft nog niet tot een gunstig resultaat geleid. Burgemeester