322 27 JULI 1923. van een anderen kant kan worden bezien als de heer Haaiman doet. Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat bestuur en rentmeester hun taak naar behooren vervullen en dat er behalve arbeiders ook nog andere men- schen zijn, die een economischen kijk op de zaken hebben. Het College meent, dat een toevoeging uit den arbeiders stand wenschelijk kan zijn, doch dat daarmede de oplossing nog niét is verkregen. .romonool Mevrouw NEVE-REINTJES vindt het, gehoord de verkla ring van den heer L o o m a n s, beter, dat er een andere commissie Wordt aangewezen voer het doen van uitkeeringen. De VOORZITTER merkt op, dat elke regeling ten slotte voor wijziging vatbaar ishet belangrijkste waar het hier op aankomt is de vraag, of er gelden beschikbaar zijn en ot de hulp doeltreffend en opvoedend is. De heer KOOPERBERG gelooft, dat er een misverstand bestaat tusschen de heeren Haaiman en Loomans. De bedoeling van den heer Haaiman is, te komen tot reorganisatie van het Burgerlijk Armbestuur. Spr. is ook van meening, dat reorganisatie hoog noodig is, opdat er menschen met meer moderne begrippen in dat bestuur zitting krijgen. Het verdient dan ook aanbeveling, die zaak eens duchtig onder handen te nemen. De heer CERUTTI vraagt, of het door den Voorzitter genoemde cijfer van f 56000 betrekking heeft op het eerste halfjaar van 1923 spr. meent, dat op de begrooting voor 1923 slechts f 30,000 voor het geheele jaar is uitgetrokken. d De VOORZITTER antwoordt, dat de opmerking van den heer C e r u 11 i inderdaad juist is. Het hooge bedrag is een groote tegenvaller, die, naar Burgemeester en Wethouders hopen, geen nieuw argument zal leveren tegen het onlangs

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 322