326
27 JULI 1923.
Wat nu betreft de kwestie van den leeftijd, vereischt voor
het lijmaatschap der commissie van advies; de heer Me ij-
vis wil dien bepaald zien op 23 jaar, terwijl hij zich daarbij
beroept op de voor het raadslidmaatschap gestelde leeftijds
grens. Wij moeten menschen hebben met ervaring en zien
niet in, waarom zij zoo jong zouden mogen zijn. Erg belang
rijk is deze kwestie echter niet en Burgemeester en Wethou
ders laten dan ook gaarne de beslissing aan den Raad over.
Ten aanzien van de onvereenigbaarheid van het lidmaatschap
der commissie met dat van den Raad, merkt spr. op, dat
de commissie van advies zelf met dat voorstel is gekomen.
Ook Burgemeester en Wethouders vinden het beter, dat de
raadsleden versch voor de kwestie staan, wanneer zij in den
Raad komt, anders zijn zij soms onwillekeurig geneigd het
eenmaal in de commissie-vergadering ingenomen standpunt
te handhaven en daardoor pressie uit te oefenen op hun
medeleden. Spr. verklaart uitdrukkelijk, dat er aan deze
kwestie geen persoonlijke kant is.
Alsnu wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling
der ontwerp-verordening op den dienst der Werkloosheids
verzekering en Arbeidsbemiddeling.
De artikelen 1, 2, 3 en 4 worden zonder eenige
bedenking goedgekeurd en vastgesteld.
Artikel 5.
De heer COHEN vraagt, hoe de Voorzitter der commissie
van advies over het op dit artikel ingediende amendement
denkt.
De heer MOLL vindt het beter hier niet te veel te spreken
over het in de commissie verhandelde. Spr. wil echter wel
zeggen, dat hem onverschillig is, of het amendement al of
niet wordt aangenomen de toestand blijft in de praktijk
toch zooals hij thans is.