27 JULI 1923. 329 omdat bij dergelijke benoemingen de politiek van invloed kan zijn. Een aanwijzing uit Burgemeester en Wethouders heeft het voordeel, dat dit College voortdurend contact houdt met de commissie. Voorts deelt spr. mede, dat Bur gemeester en Wethouders de verbetering door den heer F e b e r aangegeven, overnemen en zegt, ten aanzien van de vraag met betrekking tot de samenstelling der commissie, gedaan door den heer Cohen, dat het hoogst gewenscht is, dat er gedachtig aan de belangrijke uitgaven, welke de gemeente zich voor de werkloosheidszorg moet getroosten ook andere leden van de maatschappij, geen werkgevers of werknemers zijnde, in de commissie zitting hebben zulks geeft bevrediging in ruimeren kring. De heer SCHRAUWEN merkt op, dat de Voorzitter heeft gezegd, het opnemen van raadsleden in de commissie te moeten ontraden wegens het overwicht, dat zij op hun medeleden zouden kunnen uitoefenen. Spr. meent echter, daar hetzelfde kan worden verondersteld van den wethouder voorzitter, dat de invloed van die raadsleden juist een tegenwicht zal vormen tegenover dien van den wethouder, en verklaart het in deze eens te zijn met den heer Meijvis. De VOORZITTER antwoordt den heer Schrauwen, dat daartegenover staat, dat die invloed nog versterking zal krijgen, indien die raadsleden het met den wethouder eens zijn. De heer MOLL legt er den nadruk op, dat de commissie den Raad van advies moet dienen bij schrapping van de onvereenigbaarheid met het raadslidmaatschap zou men dus krijgen, dat raadsleden aan hun medeleden moeten adviseeren. Het lijkt spr. dan ook beter het door Burgemeester en Wet houders voorgestelde aan te nemen. De heer MEIJVIS trekt zijn amendement betreffende den leeftijd der commissieleden in.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 329