334 27 JULI 1923. „plaats van den geheelen polder een gedeelte daarvan voor „de toekomstige bestemming in gereedheid te brengen, evenwel „zonder een doelmatige exploitatie van het geheel daarbij „uit het oog te verliezen. Wij hebben gemeend die vraag „bevestigend te mogen beantwoorden op grond van het „volgende i°. „De terreinen voor woningbouw kunnen thans reeds „zonder bezwaar, zonder dat zulks voor welk algemeen „plan ook moeilijkheden behoeft te geven, worden „aangewezen. 2°. „Hetzelfde geldt voor de terreinen, eventueel benoo- „digd voor slachthuis en veemarkt. 3°. „De moeilijke tijd, dien de industrie op het oogenblik „doorleeft, wettigt de onderstelling, dat de vraag naar „industrie-terrein vooreerst miniem zal blijven. 4°. „Het gereedmaken van een gedeelte van den polder, „dat dan vrij spoedig productief kan worden, beperkt „het zeer groot financieel risico, dat de gemeente moet „loopen en voorkomt, dat een tweede kapitaal in den „polder te steken, geruimen tijd improductief blijft en „ten slotte de grondprijzen belangrijk in de hoogte „drijft. „Wij hebben daarom vervolgens opdracht gegeven voor „het ontwerpen van een beperkt plan van exploitatie in den „geest als hiervoor is aangegeven. Dit plan bereikte ons in „April en is vergezeld van twee kostenbegrootingen en eene „globale berekening van den kostprijs der daarin begrepen „gronden van voorbedoelden wethouder. „De plannen werden besproken in eene vergadering met „de commissie van bijstand voor de openbare werken, gehou- „den op 21 Juli 1923 Een verslag dezer vergadering is als „bijlage hierbij overgelegd. „Eene nadere bespreking met voormelde commissie en den „directeur der openbare werken in onze vergadering van „13 Juli j.l. heeft geleid tot diens hierbijgaand voorstel bij „brief van 14 Juli d.a.v. N°. 641.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 334