27 JULI 1923. 335 ,,Het punt, dat tot breedvoerige discussie aanleiding gaf, „was het maken der haven, waarbij o.m. ter sprake kwam „of voor industrieterrein aan water en spoor niet'zou kunnen „worden volstaan met de oppervlakte, welke onmiddellijk „grenst aan de rivier de Mark en indien gemeend werd, dat „de strekkende lengte langs de rivier niet voldoende was, of „dan al dadelijk tot het graven en verder outilleeren der haven „moest .worden overgegaan. Werkelijk afdoende motieven, „waardoor de noodzakelijkheid der haven zou komen vast „te staan, zijn niet naar voren gebrachtevenmin kon op „voldoenden grond worden volgehouden, dat de haven niet „noodig zou zijn. „Ten slotte heeft de overweging, dat door het graven der „haven op de minst kostbare wijze de benoodigde aarde voor „het ophoogen der bouwrijp te maken gronden wordt ver kregen, den doorslag gegeven om te adviseeren het graven „der haven op te nemen onder de eerste werken, waarmede „de exploitatie van den polder zal worden aangevangen. „Mitsdien hebben wij de eer U in overweging te geven om „te besluiten i°. „ons te machtigen om alle noodige maatregelen te „nemen voor het in exploitatie brengen en bouwrijp „maken van het gedeelte van den Belcrumpolder, „zooals omschreven in den brief van den directeur „der openbare werken van 24 Juli 1923-, N°. 641, en „aangeduid op de daarbij behoorende kaart in gele „tint, een en ander hierbij overgelegd 2". „voor de uitvoering daarvan toe te staan het in de „stukken becijferde crediet van f400.000. De VOORZITTER merkt op, dat de crediet-aanvraag niet geheel juist is weergegeven. Er resteert n.l. nog een bedrag van f 170.000,uit een reeds vroeger aangegane leening, zoodat eigenlijk niet van een crediet van f 400.000,doch van f 230.000,sprake moet zijn. Spr. doet voorts mede- deeling van het volgende, tot hem gericht schrijven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 335