27 JULI 1923. 347 In werkelijkheid was de begrooting gelijk aan de minste inschrijvingssom. En was dat nu, Mijnheer de Voorzitter, geen bevredigend resultaat Vertrouwde U niet op de serieuze begrooting Wat bewoog U er toe, 7 weken na de publieke aanbeste ding het werk onderhands te gunnen aan een aannemer buiten de gemeente, welke onverklaarbaar genoeg niet tot de inschrijvers had behoord Ik vind het minder correct, dat de Bredasche aannemers in deze zijn gepasseerd. Mijnheer de Voorzitter, ik verlaat binnenkort dezen Raad om er vermoedelijk niet meer terug te keeren. Mijne illusies om hier te zetelen als vertegenwoordiger van het Bredasche volk hebben gefaald de Raad wikt, de ambtenarij beschikt. De heer Kluft, indertijd over deze zaak sprekende, zei, dat er hier wordt gescharreld. De heer Kluft werd hier voor tot de orde geroepen, maar, Mijnheer de Voorzitter, de heer Kluft noemde het kind bij zijn waren naam, de heer Kluft sloeg de spijker op den kophet was een slag op het hoofd van Jut De heer LIJDSMAN antwoordt, dat het volkomen juist is, dat aanvankelijk de globale begrooting 1 4100 beliep; doch deze is later gewijzigd en toen f 5500 geworden. De aanbesteding was boven het gevoteerde bedrag, en het bod van den minsten inschrijver gelijk aan de gewijzigde begroo ting. Veel belangstelling van de zijde der Bredasche aanne mers was er bij die aanbesteding niet. Burgemeester en Wethouders hebben zich toen tot een anderen vrijstaanden aannemer gewend en het plan eenigszins besnoeid. Zij meenden hiermede juist zooveel mogelijk gehandeld te hebben in den geest van den Raad. Spr. had dan ook niet gedacht, dat deze verbouwing zooveel stof zou opwaaien, De VOORZITTER wil hieraan nog toevoegen, dat de laagste inschrijver in Oosterhout woonde.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 347