348 27 JULI 1923. De heer CLEMENT vraagt, of het werk nu werkelijk wel zooveel goedkooper is geweest. De heer LIJDSMAN antwoordt, dat de zaak zoo zuinig mogelijk behandeld is er zijn geen buitengewone verreken posten geweest. De heer KORTEWEG constateert, dat Burgemeester en Wethouders iets gedaan hebben, waartoe de Raad niet besloten had. Spr. wenscht in deze het woord „misleiding" niet te gebruiken, doch wil er wel zijn bevreemding over uitspreken. Spr. dient de volgende motie in „De Raad der gemeente Breda, bijeen op 27 Juli 1923 „Gezien en gelezen hebbende de vragen van zijn medelid „Oostvogels gericht aan het dagelijksch bestuur, be treffende de verbouwing van de woning voor den heer „Directeur der beplantingen „Gelezen hebbende de antwoorden hierop door Burge meester en Wethouders gegeven „Overtuigd, dat de uitgevoerde verbouwing belangrijke „meerdere uitgaven eischt, dan door hem bij besluit van „23 December 1922 en 29 Januari j.l. is bepaald, zijnde „f 4100,— „Gehoord de besprekingen enz. „Overtuigd, dat het dagelijksch bestuur niet volgens zijn „opdracht heeft gehandeld „Besluit de meerdere kosten voor verbouwing dan f4100, „niet te vergoeden en gaat over tot de orde van den dag". De VOORZITTER merkt op, dat deze motie terecht den lachlust der leden opwekt. Spr. vindt het thans niet het juiste moment voor het indienen van een zoodanige motie en weet dan ook niet, of men haar wel au sér'ieux moet nemen, doch afgezien daarvan moest zij in geen geval uitgaan van den heer K o r t e w e g, die herhaaldelijk in deze aange legenheid gekend is. De heer K o r t e w e g is het met het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 348