27 JULI 1923.
353
De heer HORNIX verklaart, dat zijn vraag er niet op ge
richt is geweest om in deze direct tot ideale toestanden te
geraken, doch, dat er meer voor de lichamelijke opvoeding
der schooljeugd zou worden gedaan dan tot dusver geschiedt,
hetgeen de gemeente hoogstens een 15 a 20 duizend gulden
kan kosten, een bedrag, waarvoor wij niet mogen terugschrik
ken. De bedoeling van zijn motie is, Burgemeester en Wet
houders uit te noodigen binnenkort plannen in dien zin aan
hangig te maken.
De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wet
houders de motie onder die toelichting wel willen aanvaarden,
mits zij de gevoelens van den Raad weergeeft.
Daar zulks het geval blijkt te zijn, wordt de motie
door Burgémeester en Wethouders aanvaard.
26. Adres van mej. A. J. Qu anjer c.s., allen onder
wijzeressen en gewezen onderwijzeressen aan openbare lagere
scholen in deze gemeente, verzoekende-haar een belooning
toe te kennen voor de door haar in het tijdvak 1 Januari
1920 ultimo Juli 1922 buiten de gewone schooluren gege
ven lessen.
De VOORZITTER geeft in overweging, dit adres te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Verslagen.
Door den heer OOSTVOGELS wordt namens de com
missie, belast geweest met het onderzoek der rekeningen van
het Oude-Mannenhuis en het Gemeentelijk Pensioenfonds,
beide over het dienstjaar 1922, gerapporteerd, dat zij die
rekeningen met de daarbij behoorende bescheiden heeft na
gezien en accoord bevonden, weshalve zij adviseert deze goed
te keuren en vast te stellen.