36 29 JANUARI 1923 „Alvorens deze drie voorstellen, voor zoover noodig, afzon derlijk toe te lichten, wenschen wij nog het volgende in „het algemeen op te merken. „Bij het opmaken der begrooting voor het jaar 1923 is „door ons uiteraard zooveel mogelijk naar bezuiniging ge streefd. Wanneer men echter in het oog houdt, dat juist „op vele belangrijke uitgaven niet bezuinigd kan worden, „omdat deze verbonden zijn aan de verplichte uitvoering „van Rijkswetten, dan mag het o.i. geen verwondering wek- „ken, wanneer wij op billijke wijze ook een bezuiniging „wenschen aan te brengen op de personeelsuitgave, welke „onder de posten, waarop zulks aan de gemeente mogelijk is, „een der voornaamste plaatsen inneemt. „Dat de uitgave voor het gemeentepersoneel werkelijk een „der belangrijkste posten van het gemeentelijk budget vormt „moge U uit enkele cijfers blijken. In 1914 werd een bedrag „van f 136,647,door de Gasfabriek, Waterleiding, Open- „bare Werken, Reiniging en Beplantingen aan loon uitbe taald aan 203 ambtenaren (de Directeuren niet inbegrepen) „en werklieden en in 1921 een loonbedrag van f453,800, „aan 268 ambtenaren en werklieden. „Het tusschentijds opgerichte electriciteitsbedrijf vorderde „in 1921 een uitgaaf van f 34,975,aan loon voor 18 „ambtenaren en werklieden. „In 1921 werd derhalve door dit zestal takken van dienst „in totaal f488,775 aan loonen uitbetaald. „Terwijl de omvang van de eerder genoemde takken van „dienst in het tijdvak van 1914 tot 1921 niet noemenswaard „is toegenomen, vermeerderde het aantal ambtenaren en „werklieden met 65, van welk getal de meesten tot laatst genoemde categorie behoorden. Deze vermeerdering is dan „ook in hoofdzaak te beschouwen als het gevolg van de toe- „name van het aantal werklieden door de invoering van de „48- en 45-urige werkweek. „Zoude een algemeene verlaging der thans genoten in komsten niet zonder bezwaren zijn in dezen wisselenden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 36