24 AUGUSTUS 1923. 373 „wijziging verzoekende van de voorwaarde sub c, waaronder „bij raadsbesluit van 2 Mei j.l. ontheffing is verleend van „art. 14 (thans art. 15) der Bouwverordening voor deze „gemeente, ten behoeve van het hebben van twee bergplaatsen „op het achterterrein van het perceel aan den Haagdijk n°. 50. „De hierbedoelde voorwaarde sub c luidt„dat de over kapping niet hooger worde aangebracht dan 3 Meter boven „den beganen grond." „Zooals U uit de overgelegde stukken blijken zal, is door „de aanvragers de overkapping geheel eigendunkelijk en in „strijd met de gestelde voorwaarden opgetrokken ter hoogte „van 3.50 M. „Het spreekt van zelf, dat deze willekeurige handelwijze „strenge afkeuring verdient. „Een in dit geval tegen den overtreder opgemaakt proces verbaal heeft reeds tot eene vervolging geleid. „Inmiddels blijkt uit de overgelegde adviezen van de gezond heidscommissie en den adjunct-directeur van openbare „werken, dat de plaats gehad hebbende afwijking niet van „nadeeligen invloed is op de toestrooming van licht en lucht „tot de achter het terrein gelegen arbeiderswoningen en dat „tegen eene hoogte van 3.50 M. geen bezwaar zou zijn gemaakt, „indien deze oorspronkelijk ware aangevraagd. „Gezien deze rapporten, lijkt het ons niet gewenscht in „de gegeven omstandigheden afwijzend op het verzoek te „adviseeren. „Indien de aanvraagster genoodzaakt wordt het gebouw tot „de voorgeschreven hoogte af te breken, is het te verwachten, „dat den Raad onmiddellijk eene nieuwe aanvrage zal bereiken „om het gebouw weder tot de thans bestaande hoogte op „te trekken. „Gegronde redenen tot afwijzing van het verzoek zullen „dan vermoedelijk niet aanwezig zijn. „Wij meenen derhalve Uw Raad te moeten voorstellen het „verzoek toe te staan, met handhaving van de overige bij „de verleende uitzondering vastgestelde voorwaarden."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 373