374 24 AUGUSTUS 1923. De heer OOSTVOGELS meent zijn stem tegen dit voorstel te moeten verheffen het is een slag in het aangezicht van den Raad en in dat van het Bouw- en Woningtoezicht. Spr. releveert het verloop van deze zaak en zegt, dat belang hebbenden zich een leugen hebben gepermitteerd tegenover den Inspecteur van het Bouw- en Woningtoezicht. Als men dit verzoek toestaat, doet men ten zeerste afbreuk zoowel aan het prestige van den Raad als aan dat van de Bouw- politie. Spr. stelt zich in deze dan ook aan de zijde van den Adjunct-Directeur van Openbare Werken en zal tegen dit voorstel stemmen. De heer CLEMENT is het volkomen eens met den heer Oostvogels. Spr. vraagt, of het College bekend is met de uitspraak van den Kantonrechter. De heer KLUFT begrijpt de vorige sprekers niet. Zeker, adressanten hebben fraude gepleegd, doch dat is een kwestie, welke den Kantonrechter aangaat. Laten wij daarom kalm afwachten, wat deze zal doen. Het komt immers dagelijks voor, dat er in strijd met de voorschriften wordt gebouwd. Spr. zou het dwaasheid vinden om het gebouw tot de voor geschreven hoogte te doen afbreken. De heer LIJDSMAN geeft toe, dat hier zeer zeker een overtreding is gepleegd, doch het College heeft gemeend, daar de Gezondheidscommissie geen bezwaar had tegen de plaats gehad hebbende afwijking, adressante niet op verdere kosten te moeten jagen door te eischen, dat het gebouw tot de voorgeschreven hoogte worde afgebroken. Van de overtreding is proces-verbaal opgemaaktwij doen dus het beste, de beslissing van den kantonrechter af te wachten. Van hetgeen de heer Oostvogels heeft medegedeeld, omtrent het bezigen van een leugen tegenover den Inspecteur van het Bouw- en Woningtoezicht, is spr. niets bekend. Burgemeester en Wethouders hebben lang en breed over de zaak nagedacht alvorens hun gedragslijn in deze vast te stellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 374