378 24 AUGUSTUS 1923. „emplacement en het terrein der gemeente in den Belcrum- „polder was aangegeven hierdoor kwam vast te staan, welk „deel van den polder voor exploitatie van gemeentewege in „aanmerking komt. „Terloops zij vermeld, dat de onderhandeling over de „voorwaarden van afstand van den grond aan de spoorwegen „nog gaande is en te zijner tijd een daartoe betrekkelijk „voorstel U zal bereiken. „Aanstonds werd aan den dienst der gemeentewerken „opdracht verstrekt tot het ontwerpen van een bebouwings- „plan van den geheelen polder, voor zoover deze nu aan de „gemeente zou blijven. Dit plan, vergezeld van eene kosten- .begrooting en eene exploitatierekening, bereikte ons in „Januari 1923. „De bespreking er van in ons College leidde al spoedig „tot de vraag, of het geen aanbeveling zou verdienen om in „plaats van den geheelen polder een gedeelte daarvan voor „de toekomstige bestemming in gereedheid te brengen, zonder „daarbij eene eventueele exploitatie van het geheel uit het „oog te verliezen. „Wij hebben gemeend die vraag bevestigend te moeten „beantwoorden en zulks op de volgende gronden 1. „De terreinen voor woningbouw kunnen zeer wel reeds „thans worden aangewezen zonder dat daaruit, voor „welk algemeen plan ook, moeilijkheden behoeven „voort te vloeien. 2. „Hetzelfde geldt voor de terreinen, eventueel gewenscht „voor slachthuis en veemarkt. 3. „De moeilijke tijd, dien de industrie thans doorleeft, „wettigt de onderstelling, dat de vraag naar industrie terrein vooreerst miniem zal blijven echter zal eene „gedeeltelijke exploitatie van den polder ons te spoe diger gereed doen zijn ook ten aanzien van zoodanig „terrein, als de tijd van malaise voor een beteren „plaats maakt. 4. „Het gereedmaken van een gedeelte van den polder,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 378