24 AUGUSTUS 1923. 379 „dat onmiddellijk zijne bestemming kan vinden (woning bouw, slachthuis, eventueel veemarkt) beperkt het „financieele risico, dat de gemeente moet loopen „het voorkomt, dat, naast het direct benoodigde, een „aanzienlijk kapitaal in den polder wordt gestoken, „dat vermoedelijk geruimen tijd improductief blijft en „den grondprijs inmiddels belangrijk omhoog drijft. „Overeenkomstig den hier weergegeven gedachtengang „hebben wij den dienst van gemeentewerken opgedragen een „plan voor eene gedeeltelijke exploitatie van den polder uit „te werken. Uit werd in April j.l. aan onze aandacht „onderworpen. „De plannen werden vervolgens besproken in vergaderingen „met de commissie van bijstand voor de Openbare Werken „op 21 Juni en 13 Juli j.l. „Deze besprekingen hebben ten slotte geleid tot het bij „onze missive van 19 Juli j 1. no iiio Ag. 30 overgelegde „plan, waarvan een kaart ook bij dit schrijven wordt gevoegd. „Bij die besprekingen gaf vooral de vraag, of onmiddellijk „tot het graven van eene haven moet worden overgegaan, „aanleiding tot discussie. Zal voor industrieterrein aan water „en spoor of aan water alleen kunnen worden volstaan met „de oppervlakte, welke onmiddellijk grenst aan de rivier de „Mark? Hierbij werd overwogen, dat de Spoorwegdienst op „een belangrijk deel langs de Mark beslag legt. Anderzijds „is, bij de onbekendheid met de eischen der industrie in de „naaste toekomst, de noodzakelijkheid van een haven niet „te bewijzen. Dat zij het terrein zeer veel aanlokkelijker zal „maken staat wel vast en dat zij van beteekenis is voor het „geprojecteerde slachthuis en voor de eventueele veemarkt „mag al evenmin worden betwijfeld. Werd deze quaestie aldus „teruggebracht tot eene zuivere financieele vraag, dan moest „de overweging, dat door het graven van de haven op de „minst kostbare wijze de benoodigde aarde voor het ophoogen „van de bouwrijp te maken gronden wordt verkregen, den „doorslag geven om te adviseeren het graven van de haven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 379