24 AUGUSTUS 1-923.
387
het onderhavige voorstel tot gedeeltelijke exploitatie tot uit
voering is gebracht, de rest braak te laten liggen, zoodat wij
heden ook hebben te bedenken, dat, zoo wij tot die gedeel
telijke exploitatie besluiten, daarin tevens opgesloten ligt, de
exploitatie van het geheel, waardoor de financieele offers en
het daaraan verbonden risico zij het ook later aan
merkelijk grooter zullen worden.
De financieele zijde van het vraagstuk hoop ik straks te
beschouwen en behandel ik thans eerst het voor ons liggende
bebouwingsplan.
Dit nu, Mijnheer de Voorzitter, kan - hoewel in
groote lijnen bij mij geene bedenking ontmoetende niet
op mijne algeheele instemming bogen.
In de allereerste plaats ontbreekt er iets, waarin in Breda
eene toch al te zeer gevoelde behoefte bestaat, namelijk een
goed ingericht sportterrein. Ben ik verheugd over het ont
worpen speelterrein iets wat ook zeer noodig is ik
durf gerust zeggen, dat aan een goed sportterrein, waar ook
de rijpere jeugd zich kan vermaken, grootere behoefte bestaat.
Bovendien we hopen toch ik kom daar straks nog wel
op terug dat de Belcrumpolder spoedig ook publiekrech
terlijk tot Breda gaat behooren en dan openen er zich toch
ook groote financieele vooruitzichten, alleen als we maar
denken aan onze belasting op de openbare vermakelijkheden
en we leven nu toch ook eenmaal in het teeken van de sport.
Iets anders, Mijnheer de Voorzitter, is dat naar mijne
meening te weinig rekening is gehouden met datgene,
waaraan tegenwoordig het nieuwe stadsbeeld, een nieuwe
stadsuitbreiding, bovenal wat aanleg betreft, moet voldoen.
Ik moge hier eenige uitspraken daaromtrent citeeren, ont
leend aan het zeer onlangs verschenen 3e deel van het werk
van Mr. G. A. van Poelje „De Nederlandsche Gemeente".
We vinden daarin opgenomen het prae-advies door wijlen
Mr. N i e b o e r uitgebracht aan de Ned. Vereeniging voor
Staatshuishoudkunde en Statistiek getiteld „De prijsvorming
van bouwperceelen".