388 24 AUGUSTUS 1923. Het slot van dit prae-advies voorkomende op bladzijde 277 van bovengenoemd werk luidt „De steden der toekomst moeten veel beter worden dan „die van het heden zijn. Behoorlijke straten, woningen, die „aan zekere hygiënische eischen voldoen, goede verkeersmid- delen, het is alles begeerendswaard, maar het is niet vol doende. Het geheele karakter der stad moet veranderen. „De stadsmensch is maar al te zeer vervreemd van de natuur. „En dit wordt steeds erger naarmate de stad zich uitbreidt". Verder „De moderne stad moet zich hooge eischen stellen. Zij „moet worden een lusthof vol zon en bloemen, niet eene „plaats, die men ontvlucht, zoodra de werkzaamheden het „maar eenigszins gedoogen. Gelukkig dringt het besef hiervan „meer door ook bij de autoriteiten, die over de stadsuitleg „beslissen. „Allerwege ziet men, dat de laatste uitbreiding veel beter „is dan de voorlaatste. De toekomst zal zeker den wenscb „doen geboren worden om in deze richting nog veel verder „te gaan. De betere verkeersmiddelen van den tegenwoordigen „tijd maken dit zeer goed mogelijk. Maar noodig is daarvoor, „dat de grond, die zich in wijden omtrek uitstrekt romdom „de stad, worde geëxploiteerd, niet ten bate van enkelen, maar „van allen." Verder lezen wij op bladzijde 291 van hetzelfde werk het navolgende overgenomen uit het Amerikaansch werkje „De aanleg van de moderne stad" door Nelson P. Lewis: George Mc. Aneny, die zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt als president van het gemeentebestuur van Manhattan en als president van den „Board of Aldermen" van de stad New-York, schrijft: „Stadsaanleg beteekent niet anders dan het gereedmaken „van alles wat noodig is voor den komenden groei der stad. „Het beteekent de krachten der stad, die voeren naar sterker „en ruimer leven, in de geschikte beddingen te leiden. Voor „het uiterlijk heeft de stadsaanleg te maken met concrete

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 388