24 AUGUSTUS 1923. 389 dingen het aanleggen van straten, parken en wegen voor „het snelverkeer. Maar zijn ware beteekenis ligt veel dieper; „een goed stadsplan oefent een machtigen invloed ten goede „op de verstandelijke en redelijke ontwikkeling der bevol- „king. Het is de vaste grondslag, waarop een gezonde en „gelukkige samenleving kan worden opgebouwd". Charles Muiford Robinson schrijft: „Stadsaanleg „is een streven om de kracht der stad te verhoogen, ieder „van haar deelen zoo nauw als practisch uitvoerbaar is aan „te passen bij haar taak. Zulk een aanpassing brengt mede „een aangenaam uiterlijk, omdat de stad er is om in te „leven, omdat zij zoowel een woon- als een werk plaats is. „Zij sluit in hygiënische en sociale doelmatigheid zoo goed „als economie op commercieel en industrieel gebied, ten „deele omdat zonder de hulp daarvan niet de hoogste „economie bereikt kan worden, ten deele als voortvloeisel „van de erkenning, dat het leven meer omvat dan geld „verdienen alleen". VerderDe definitie, welke schrijver dezes bij verschil lende gelegenheden heeft gebruikt, heeft één voordeel haar kortheid. Zij luidt aldus„Stedenbouw is eenvoudig, „het in die mate vooruitzien als noodig is om eene ordelijke „en schoone ontwikkeling van eene stad en hare omgeving „te bevorderen, volgens redelijke beginselen en terwijl nauw keurig wordt rekening gehouden met de eischen van „gezondheid, welstand, doelmatigheid en van hare ontwik keling op handels- en industrieel gebied". Mijnheer de Voorzitter, met deze zoozeer deskundige getuigenissen, stem ik van harte in. Zij het dat wij hier met een gedeeltelijk plan te doen hebben, reeds van den aanvang af moeten we zorgen, dat dit nieuwe stadsdeel voldoet aan de hoogste eischen van den nieuwen tijd. Daarom zijn boomen, plantsoenen en een mooie aanleg eene allereerste vereischte. Vooral dit eerste deel zal immers woonstad zijn. Woningen voor middenstanders en arbeiders zullen daar hopelijk veel en spoedig verrijzen. Mogen deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 389