396 24 AUGUSTUS 1923. bouwpremie of bouwhypotheek, zich geldelijke opofferingen getroost. En waar elke woningvoorziening door mij met beide handen zou worden aangegrepen, heb ik geen bezwaar, dat de gemeente in deze haar sociale taak vervult. Heb ik thans in den breede het vóór ons liggende plan besproken, het zij mij thans vergund, enkele daarmee in direct verband staande zaken aan te roeren en dan wensch ik allereerst iets te zeggen over het feit, dat de Belcrum- polder, privaatrechterlijk bezit van de gemeente Bredapu bliekrechterlijk tot andere gemeenten behoort. Inderdaad, Mijnheer de Voorzitter, is de meening van Burgemeester en Wethouders gerechtvaardigd, dat dit tot moeilijkheden aanleiding kan geven. Doch moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden en de moeilijkheden, die hier zouden kunnen ontstaan, zijn naar mijne meening geenszins onoverwinbaar. Nu heeft ons geacht medelid, de heer C e r u 11 i, in de vorige vergadering het plan geopperd teneinde deze moeilijkheden te ontgaan alvast annexatie van den Bel- crumpolder aan te vragen. Mijnheer de Voorzitter, ik geloof, dat zulks geen overwegende bezwaren zou ontmoeten en zonder veel formaliteiten zelfs zonder gemeenteraadsont binding, wel spoedig zou kunnen worden verkregen. Niette min, wensch ik met klem tegen een dergelijken stap te waar schuwen. Immers, daarmede zoude eene betere en bovendien zeer noodzakelijke andere oplossing in groot gevaar worden gebracht. Ik meen daarom nog even te moeten herhalen, wat in de vorige vergadering hierover door mij is gezegd, namelijk, dat een weldra in exploitatie brengen, zij het van een deel van den Belcrumpolder, eene algeheele en goede oplossing zeer zeker zal bevorderen en bespoedigen. Thans, Mijnheer de Voorzitter, kom ik tot datgene, wat wel het aller voornaamste mag worden geacht, namelijk de financieele zijde van het vraagstuk. En dan verwijs ik naar den aanvang van mijn betoog namelijk, dat naar mijne meening dit voorstel mag geacht worden het belangrijkste te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 396